Verzwijging strafrechtelijk verleden

L. zijn auto is gestolen. Hij heeft aangifte gedaan bij de politie en zijn schadeclaim bij de verzekeraar ingediend. De verzekeraar wijst de claim af omdat uit nader onderzoek is gebleken dat L. bij het afsluiten van de verzekering onware informatie heeft verstrekt.

In de verzekeringsaanvraag had hij de vraag of hij in de laatste acht jaar als verdachte of ter uitvoering van een opgelegde (straf) maatregel in aanraking is geweest met politie of justitie, met 'nee' beantwoord. L. heeft echter in het verleden vier maal een geldboete gehad wegens diverse delicten.

Omdat L. volgens de verzekeraar zijn mededelingsplicht had geschonden, heeft hij de gegevens van L. opgenomen in het Centraal Informatiesysteem van de Stichting CIS, waardoor hij geregistreerd was als fraudeur.

Na ongeveer een half jaar is de auto van L. teruggevonden. L. heeft de auto bij de politie gehaald en laten repareren.

De verzekeraar stelt dat sprake is van verzwijging van het strafrechtelijk verleden van L. en dat bij wetenschap van de ware feiten de verzekeringsovereenkomst nooit tot stand zou zijn gekomen.

De gevolgen van de diefstal waren groot voor L. Naast de schade die hij heeft geleden vanwege de diefstal van de auto, heeft de registratie als fraudeur verregaande consequenties voor hem. Hij kan niet meer onder normale voorwaarden een verzekering afsluiten. Als L. al wordt geaccepteerd door een verzekeraar, zal dat onder voorwaarde van een hogere premie zijn.

Wij hebben deze zaak tot een goed einde weten te brengen. De volgende omstandigheden speelden daarbij een rol. L. was zich er niet van bewust dat de geldboetes die hij had gekregen impliceerden dat hij een strafrechtelijk verleden had. L. had geen enkele intentie om opzettelijk informatie achter te houden. Hij was niet op de hoogte van het strafrechtelijk systeem, gelet op zijn opleidingsniveau was dat aannemelijk. Daarnaast was de vraag over het strafrechtelijk verleden van L te algemeen gesteld. Het kon L. daarom niet worden aangerekend dat hij de vraag onjuist had beantwoord. Verder had hij, bij het invullen van het diefstal aangifte formulier zonder aarzeling de door hem gepleegde feiten medegedeeld, na toelichting op de vragen door de schade expert. Dit laatste geeft aan dat L. niets te verbergen had.

Voorts was nog van belang dat in deze zaak geen causaal verband bestond tussen de door L. gepleegde feiten en de schade. Dat wil zeggen, hij was in het verleden nooit veroordeeld voor diefstal, terwijl het in deze zaak juist ging om diefstal. Duidelijk was overigens dat hij geen aandeel had in de diefstal van zijn auto, als dit anders was geweest had hij er wel voor gezorgd dat de auto niet zou zijn teruggevonden.

Voor wat betreft de inschrijving in het registratiesysteem, was van belang dat de verzekeraar haar op grond van een vermoeden van opzettelijke verzwijging heeft geregistreerd. Voor opname in het registratiesysteem is echter een vermoeden onvoldoende, het had in voldoende mate moeten vaststaan dat A. zich had schuldig gemaakt aan verzwijging. Nu dat niet het geval was, had zij nooit opgenomen mogen worden in het frauderegister.

Naar aanleiding van de door ons opgestelde concept-dagvaarding zijn door de verzekeraar de gegevens van A. uit het frauderegister gehaald en heeft zij haar schade vergoed gekregen. De schade van A. bestond voornamelijk uit de reparatiekosten van de auto en de buitengerechtelijke kosten van ons kantoor.