Onderuit op de roeivereniging

A. was samen met zijn vrouw op een verjaardagsfeestje van zijn broer. De verjaardag werd gevierd in een clubhuis van een roeivereniging. Rond middernacht was A. de bar aan het opruimen. Zijn echtgenote stond aan een statafeltje op ca. 4 meter afstand van de bar.

Op een bepaald moment heeft zij zich omgedraaid, waarna iemand tegen haar is aangelopen en zij het wijnglas dat zij vasthield uit haar hand heeft laten vallen. Het glas viel op de vloer kapot waardoor er scherven, wijn en ijsblokjes op de grond lagen.

De echtgenote van A. heeft vervolgens tegen A. gezegd dat hij zijn slippers aan moest doen. Dat heeft hij gedaan, zijn slippers stonden achter de bar. Vervolgens is hij naar de statafel waar zijn echtgenote stond gelopen om zijn mobiele telefoon te pakken, daar hij in de veronderstelling was dat zijn echtgenote naar huis wilde gaan. Ter hoogte van de statafel is hij gevallen omdat hij op een ijsblokje en/of glas ging staan en uitgleed.

A. heeft ernstig letsel aan de val overgehouden, te weten een kniefractuur. Voor A. waren de gevolgen van deze fractuur ernstiger dan bij een gemiddelde knie-fractuur, omdat hij voor het ongeval al leed aan chronische botontsteking. In de situatie zonder ongeval zou hij een kunstknie krijgen, maar omdat de fractuur op de plaats zat waar de kunstknie zou moeten worden bevestigd, kon er vanwege het matige herstel geen kunstknie worden geplaatst. Met de kunstknie zou A. weer goed kunnen lopen, maar deze mogelijkheid werd hem ontnomen vanwege het opgelopen letsel.

Deze zaak hebben wij overgenomen van een letselschadebureau, omdat de zaak was 'vastgelopen'. De verzekeraar weigerde aansprakelijkheid te erkennen, zij stelde dat er sprake was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De echtgenote had immers niet tegen A. gezegd dat hij naar haar toe moest komen. Daarnaast was er voldoende licht en stond de muziek niet heel hard, zodat hij het glas had kunnen horen vallen en de glasscherven en ijsblokjes op de grond had kunnen zien liggen.

Wanneer deze zaak voor de rechter voorgelegd zou worden, zou het voor wat betreft de aansprakelijkheid een alles of niets zaak worden. Er was immers gewaarschuwd, zodat de vraag in rechte zou zijn of de echtgenote van A. hem voldoende of onvoldoende zou hebben gewaarschuwd. Bij voldoende waarschuwing zou er geen aansprakelijkheid zijn, bij onvoldoende waarschuwing wel, vanwege het nemen van te weinig maatregelen. In deze zaak was het niet ondenkbaar dat de rechter zou hebben geoordeeld dat er voldoende was gewaarschuwd en de val het gevolg was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Wij hebben voor A. daarom aangestuurd op een schikking. Wij waren ervan overtuigd dat de echtgenote van A. hem onvoldoende had gewaarschuwd. De vraag aan welke eisen een waarschuwing moet voldoen is door de Hoge Raad in het 'Jetblast-arrest' nader ingevuld. De Hoge Raad heeft in dit arrest overwogen dat voor het antwoord op de vraag of een waarschuwing kan worden beschouwd als een afdoende maatregel met het oog op bescherming tegen een bepaald gevaar, van doorslaggevende betekenis is of te verwachten valt dat deze waarschuwing zal leiden tot een handelen of nalaten waardoor dit gevaar wordt vermeden.

In dit geval was dat volgens ons niet zo. De waarschuwing 'trek je slippers aan', was voor A. niet zodanig concreet dat te verwachten viel dat hij daarmee voldoende was gewaarschuwd voor de glasscherven en ijsblokjes die op de grond lagen.

De aansprakelijkheidsverzekeraar van de echtgenote zag in dat een rechtszaak ook voor haar nadelig kon uitpakken, en stemde in met een schikking. Zij heeft uiteindelijk € 12.500,00 aan A. vergoed. De schade van A. bestond uit materiële schade, huishoudelijke hulp, smartengeld en buitengerechtelijke kosten.